25.61. Gezegend is Hij, Die de sterren, de stralende zon en de glanzende maan aan de hemel heeft geplaatst.
25.62. En Hij is het Die de nacht en de dag heeft ingesteld die elkander opvolgen, dit is voor hen die er lering uit willen trekken, of hun dankbaarheid betonen.
25."63. En de dienaren van de Barmhartige zijn zij, die zachtmoedig op aarde wandelen en als de onwetenden hen aanspreken, zeggen zij: ""Vrede""."
25.64. En zij, die de nacht doorbrengen zich voor hun Heer ter aarde werpende en voor Hem staande.
25."65. Terwijl zij zeggen:""Onze Heer, wend de straf der hel van ons af want de straf daarvan is een voortdurende kwelling."""
25.66. Zij is inderdaad slecht als rustplaats en als tehuis.
25.67. En zij, die, als zij iets besteden, noch spilzuchtig noch vrekkig zijn, maar evenwichtig blijven tussen beide in.
25.68. En zij die geen andere goden naast Allah aanroepen noch iemand doden, wat Allah heeft verboden, tenzij met recht, noch overspel plegen, en hij die dat doet zal een straf ondergaan.
25.69. De straf zal hem verdubbeld worden op de Dag der Opstanding, en hij zal daar vernederd in vertoeven.
25.70. Met uitzondering van hen die berouw hebben en geloven en goede daden doen, voor dezulken zal Allah de slechte daden in goede daden veranderen, want Allah is Vergevensgezind, Barmhartig!
25.71. En hij die berouw heeft, en het goede doet, wendt zich voorzeker berouwvol tot Allah.
25.72. En zij, die niet leugenachtig getuigen en als zi, iets ijdels voorbijgaan, er edelmoedig aan voorbijgaan.
25.73. En zij, die, wanneer zij door tekenen van hun Heer gewaarschuwd worden, daarbij niet doof en blind nedervallen.
25."74. En zij die zeggen: ""Onze Heer, maak onze echtgenoten en kinderen tot troost der ogen, en maak ons tot voorbeeld voor de godvruchtigen."""
25.75. Dit zijn diegenen die beloond zullen worden met de hoogste plaats (in het paradijs) - omdat zij standvastig waren - waar zij zullen worden ontvangen met begroeting en vrede.
25.76. Daarin zullen zij verblijven, uitstekend is dit als verblijf en als rustplaats.
25."77. Zeg: ""Mijn Heer zou niets om U geven als gij niet bidt. Gij hebt de waarheid verloochend en weldra zal de straf (u) worden opgelegd."""