42.41. Maar er is geen verwijt tegen hen die zich verdedigen nadat hun onrecht is aangedaan.
42.42. Het verwijt is slechts tegen hen, die de mensen onrecht aandoen en ten onrechte in het land opstand veroorzaken. Dezen zullen een pijnlijke straf ontvangen.
42.43. En hij die geduldig is en vergeeft, - dat is voorzeker een (teken) van een sterk karakter.
42."44. Hij die Allah laat dwalen, zal buiten Hem geen beschermer hebben. En gij zult de onrechtvaardigen zien die, wanneer zij de straf zullen aanschouwen, zeggen: ""Is er geen weg tot terugkeer?"""
42."45. En gij zult hen aan het Vuur zien blootgesteld, door schande vernederd, terwijl zij er met neergeslagen ogen naar kijken. De gelovigen zullen zeggen: ""De verliezers zijn inderdaad zij die zichzelf en hun familie op de Dag der Opstanding hebben verloren."" Ziet toe! de onrechtvaardigen zullen een blijvende straf ontvangen."
42.46. Zij hebben buiten Allah geen vrienden die hen kunnen helpen. En er is voor hen die Allah laat dwalen geen uitweg.
42.47. Luistert naar uw Heer voordat Allah's Dag komt die niemand zal kunnen tegenhouden. Op die Dag zal er voor u geen toevlucht zijn, noch enige kans op ontkenning.
42.48. Maar indien zij zich afwenden hebben Wij u niet als wachter over hen gezonden. Het is alleen uw plicht de boodschap over te brengen. En waarlijk, wanneer Wij de mens Onze barmhartigheid betuigen, verheugt hij zich er in. Maar indien hun een kwaad overkomt door hetgeen hun handen hebben bedreven, dan voorzeker, is de mens ondankbaar.
42.49. Aan Allah behoort het koninkrijk der hemelen en der aarde. Hij schept wat Hij wil. Hij schenkt vrouwelijke en mannelijke kinderen aan wie Hij wil.
42.50. Of Hij mengt ze, mannelijk en vrouwelijk en Hij maakt onvruchtbaar wie Hij wil. Voorwaar, Hij is Alwetend, Almachtig.
42.51. Het is voor een mens niet mogelijk dat Allah tot hem zou spreken anders dan door ingeving of van achter een sluier of door een boodschapper te zenden om door Zijn gebod te openbaren wat Hij wil. Voorwaar, Hij is de Verhevene, de Alwijze.
42.52. En zo hebben Wij u een woord door ons gebod geopenbaard. Gij wist niet wat het Boek noch wat het geloof was. Maar Wij maakten het tot een licht waarbij Wij leiding verlenen aan diegenen Onzer dienaren die Wij willen. Voorzeker, gij leidt de mens zeker naar het rechte pad,
42.53. Het pad van Allah, aan Wie hetgeen in de hemelen en op aarde is, toebehoort. Ziet toe, tot Allah is de terugkeer van alle dingen.