51.1. (Wij roepen als getuigen) degenen die wijd en zijd verspreiden,
51.2. En degenen die de last dragen,
51.3. En degenen die rustig voortgaan,
51.4. En degenen die de zaak uitdelen.
51.5. Voorzeker, hetgeen u is beloofd, is waar,
51.6. En voorwaar, het gericht zal zeker plaats hebben.
51.7. Bij de hemelen vol van paden,
51.8. Waarlijk gij hebt uiteenlopende meningen,
51.9. Daarvan wordt afgewend wie zich (van het ware geloof) afwendt.
51.10. Vervloekt zijn zij die vermoedens uiten.
51.11. Die onachtzaam zijn in onwetendheid.
51."12. Zij vragen: ""Wanneer zal de Tijd des Gerichts zijn?"""
51.13. Het zal op de Dag zijn, wanneer zij in het Vuur zullen worden beproefd.
51.14. Ondergaat uw beproeving. Dit is hetgeen gij verhaasttet.
51.15. Maar de rechtvaardigen zullen te midden van tuinen en bronnen verkeren,
51.16. Nemend hetgeen hun Heer zal geven omdat zij voorheen goed plachten te doen.
51.17. Gedurende de nacht sliepen zij weinig.
51.18. Tijdens de morgenstond zochten zij vergiffenis.
51.19. En van hun rijkdommen was een deel voor de bedelaars en ook voor degenen die niet konden bedelen.
51.20. En er zijn tekenen op aarde voor hen die zekerheid van geloof willen hebben,