53.21. Zijn voor u de mannelijke wezens en voor Hem de vrouwelijke?
53.22. Dat is dan een onrechtvaardige verdeling,
53.23. Dit zijn slechts namen die gij uitgedacht hebt - gij en uw vaderen - waarvoor Allah geen gezag heeft nedergezonden. Zij volgen slechts hun vermoedens en begeerten. En voorzeker de leiding van hun Heer is nu tot hen gekomen.
53.24. Krijgt de mens alles waarnaar hij verlangt?
53.25. Neen, aan Allah behoren het Hiernamaals en deze wereld.
53.26. En hoevele engelen zijn er niet in de hemelen wier voorspraak van geen nut zal zijn, behalve nadat Allah verlof heeft gegeven aan wie Hij wil en wie Hem behaagt.
53.27. Zij, die niet in het Hiernamaals geloven geven de engelen vrouwelijke namen,
53.28. Maar zij hebben daar geen kennis van. Zij volgen alleen een vermoeden en het vermoeden kan tegen de waarheid niets baten.
53.29. Wend u daarom van hem af die zich van de gedachtenis aan Ons afwendt, en die niets wenst dan het leven dezer wereld.
53.30. Zo ver reikt hun kennis. Voorwaar, uw Heer kent het beste degene die van Zijn pad afdwaalt en Hij kent het beste degene die Zijn leiding volgt.
53.31. En aan Allah behoort hetgeen in de hemelen en hetgeen op aarde is, opdat Hij degenen die slecht deden moge vergelden voor hetgeen zij hebben gewrocht en opdat Hji degenen die goed doen, met het beste moge belonen.
53.32. Zij, die behalve kleine feilen, de ergste zonden en slechtheden vermijden - voorwaar, uw Heer is de Heer der Alomvattende Vergiffenis. Hij kende u toen H. u uit aarde deed ontstaan en toen gij een embryo waart in de baarmoeder uwer moeder. Prijst daarom uzelf niet om reinheid. Hij kent de godvruchtigen het beste.
53.33. Ziet gij hem die zich afwendt (van het rechte pad)
53.34. En die weinig geeft en vrekkig is?
53.35. Bezit hij de kennis van het onzichtbare, zodat hij kan zien?
53.36. Is hem niet verteld over hetgeen in de geschriften van Mozes staat,
53.37. En van Abraham, die de geboden hield?
53.38. Dat geen drager van last de last van een ander zal dragen,
53.39. En dat de mens niet meer kan krijgen dan hetgeen waarnaar hij streeft.
53.40. En dat zijn streven spoedig zal worden opgemerkt,