56.41. De mensen aan de linker kant - hoe (ongelukkig) zijn degenen die aan de linker kant staan!
56.42. Te midden van verschroeiende winden en kokend water.
56.43. En in de schaduw van zwarte rook,
56.44. Noch koel, noch verfrissend.
56.45. Voordien waren zij inderdaad in weelde (op aarde),
56.46. En volhardden in grote zonde.
56."47. En zij plachten te zeggen: ""Als wij dood zijn en stof en beenderen zijn geworden, zullen wij inderdaad herrijzen?"
56."48. En ook onze voorvaderen?"""
56."49. Zeg: ""Ja, de vroegeren en de lateren"
56."50. Zullen tezamen worden verzameld op de vastgestelde tijd van een bepaalde Dag."""
56.51. Dan, o gij, die waart verdwaald en hebt verloochend,
56.52. Gij zult. zeker van de boom van Zaqqoem eten,
56.53. En zult er uw buik mee vullen,
56.54. En daama kokend water drinken,
56.55. (Drinkende,) zoals dorstige kamelen drinken,
56.56. Dit zal hun onthaal zijn op de Dag des Gerichts.
56.57. Wij schiepen u, maar waarom wildet gij deWaarheid niet erkennen?
56.58. Zeg mij wat gij verwekt,
56.59. Schept gij het of zijn Wij de Schepper er van?
56.60. Wij hebben de dood onder u verordend en Wij kunnen niet worden tegengehouden